Genesis 12: 1 – 3.
Waar je iets gewaar wordt van God, daar wordt geloof gewekt. Geloof als een beginnend weten: je raakt overtuigd van iets wat je daarvoor ontging. Geloof ook als overgave: met dat je aangesproken wordt, weet je je gezocht en gezien en dat schept vertrouwen. Het kan plotsklaps overkomen.
Zo ging het tenminste bij Abram. Ongezocht en onverwacht vernam hij Gods stem: De Here nu zei tegen Abram…Hoe dat destijds ging? Geen idee. Was het een hoorbare stem? Of klonk er iets in zijn hoofd, dat doordrong tot in het diepst van zijn gedachten, zijn hart? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dit: dat het altijd iets is waar je helemaal bij bent, wat heel je denken en al je zinnen op dat moment in beslag neemt.
Het gebeurt nooit gedachteloos, het is een totaal-ervaring, die hoofd en hart omvat. Een openbaring is het die ons begrip te boven gaat, maar waardoor het tegelijk ook zo wordt opgerekt dat je meer weet dan daarvoor.
Zoekend om dit ongekende te verwoorden, heeft de Bijbel het over schellen die van de ogen vallen of verlichte ogen van het verstand: Veelzeggende uitdrukkingen, die aanduiden dat geloven het omgekeerde is van iets aannemen in de ruimte en meer is dan een sprong in het diepe: Ik word daar vrolijk van.
Levend geloof is geen gevolg van projectie, zoals nogal eens waanwijs wordt beweerd. Evenmin is het de vrucht van een vrome wensdroom, zoals soms smalend wordt gezegd. Het is te danken aan de sprekende God Zelf en daarmee is het relationele kennis. Weliswaar van andere orde dan wetenschappelijke kennis, maar daarom niet minder waar.
Want wat je gaandeweg van een ander en deze Ander aan de weet komt, kan even helder en klaar zijn als welke bewezen definitie ook maar. Naast dat Gods stem plotsklaps doorbreekt als lichtstraal in de duisternis, kan het ook gaandeweg gaan dagen in je leven, zoals wanneer de zon opgaat.
Geef een reactie