De Joodse vreemdeling

 

Daniël

Ter inleiding

Er was een joodse man die het erg moeilijk had met de tijd waarin hij leefde.
Eigenlijk voelde hij zich niet meer thuis in zijn eigen land, zijn eigen stad.
Sterker nog: Hij voelde zich steeds meer een vreemdeling, hoewel hij thuis was.
Hij wist ook hoe dat kwam. In zijn land waren vreemde heersers gekomen en in de straten van zijn stad dreunden dagelijks agressieve soldatenlaarzen.
Deze geweldenaars probeerden het eigene van de Joden af te pakken.
En als dat gebeurt, als er meer en meer van het vertrouwde  verdwijnt, blijft er van jezelf, van jouw identiteit weinig over. Die man die het daar erg  moeilijk mee had, is de schrijver van het boek Daniël. Voor hem is de grote vraag: Hoever gaan wij in onze aanpassing? Wat is on op geef baar ? Wat kunnen en mogen we loslaten?
In deze overweging denken we over die vragen na en we gaan op bezoek bij de Joodse vreemdeling.

Overdenking

Stel dat u en ik in een land wonen waar een dictator aan de macht is en waar heel veel misstanden zijn. En stel dat we dit onrecht niet pikken.
We nemen ons voor een pamflet te schrijven en dit te verspreiden en dit te verspreiden. We hopen daarmee de mensen die onrecht lijden een hart onder de riem te steken. Alleen, er is een groot probleem.

Zo’n pamflet zou een levensgevaarlijke onderneming zijn, want de machthebber duldt geen tegenspraak. Hoe kunnen we er zonder veel risico te lopen, toch over schrijven? Een van ons komt op een goed idee.
We doen alsof het verhaal dat we schrijven zich twee eeuwen geleden afspeelde.
Het is zogenaamd 1798. We hanteren andere namen en beschrijven andere situaties. Maar de kern van de zaak blijft gelijk.
De dictator zal niet meteen inn de gaten hebben dat het over hem en zijn tijd gaat, maar de insiders begrijpen het heel goed.
Welnu, zo’n pamflet is het boekje Daniël.
De schrijver doet net of zijn verhaal eeuwenlang geleden speelde, maar hij heeft het over zijn eigen tijd.

De hoofdpersoon heet Daniël, een Joodse jongen die net de puberteit voorbij is.
Deze knul is enige tijd geleden met een grote groep landgenoten door het Babylonische leger weg gehaald uit Jeruzalem en zit nu als balling in Babel, dat vreemde land. Wat ballingschap precies voor iemand betekent, valt moeilijk te zeggen. Je moet het zelf meegemaakt hebben.
Af en toe kunnen we dat een klein beetje aanvoelen, als we luisteren naar de verhalen van vluchtelingen en ontheemden. Op aangrijpende wijze heeft de biografe Jeanne Champion dat gedaan in haar boek Ballingschap.  Zij beschrijft het leven van ballingen in Frankrijk. Hun angst, pijn, marteling en vernedering.
Ballingschap is e3en tomeloos verlangen naar de plek waar je thuis hoort.
Het is de angst van verlatenheid, de pijn van het losgesneden zijn van je wortels, de eenzaamheid na het weggerukt worden uit vertrouwde banden.
DE balling is een brok heimwee naar hem of haar die niet bij je is.
Altijd zijn er dromen. Je bent een vreemdeling, je staat overal buiten.
En de mensen van dat vreemde land vinden jou maar een zonderling, iemand met rare gewoonten en een totaal andere godsdienst. En het liefst zouden ze willen dat jij precies zo werd als zij. Maar dat kun je niet, dat wil je niet, dat durf je niet.
En je zou zo graag over de oceaan kijken naar hem, naar haar, naar ginds en toen.
Ida  Gerhardt dichte:

Zevenmaal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal, om die  ene te groeten
die daar lachend te wachten zou staan…

Een en al verlangen naar die ene.
Op een keer neemt de koning van het vreemde land het besluit dat van de Joodse ballingen, de mooiste, knapste en verstandigste jongens bij hem op het paleis moeten komen wonen. Om hem te dienen. Onder  die jongens zitten Daniël en zijn drie  vrienden.

En hierbij begint het verhaal van jou als vreemdeling pas echt. De schrijver bedoelt; kijk, zo voel ik me nu tegenwoordig, alsof ik ben terechtgekomen in het paleis in een vreemd land. Maar wat houdt dat dan in, schrijver? Waar maak je je zo druk over?
Wel dat zal ik zeggen, antwoorde hij. En hij verteld het verhaal van de jongens aan het paleis, met Dami