Abraham, ons aller vader

 

Abraham

Genesis 11:27 – 12:1

Abram. Vader is hij van allen die geloven. Zo noemde Paulus hem (Rom4: 16).
Dat was en blijft hij. Want aan zijn levenslang zie je wat dat is:  Hoe het wordt gewekt en hoe het werkt. Hoe je er toekomt en hoe je het volhoudt. Hoe krachtig het is als gave van de hemel en hoe kwetsbaar als ding van ons hart. Hoe het op het ene moment een zeker weten is en vast vertrouwen en hoe het op een ander moment verzandt in onzekerheid en verwardheid. Geloof is niet onaantastbaar en statisch, maar een wankelend dynamisch gebeuren. Het is nu eens een geloof dat zich fier en ferm in de wereld verheft, dan weer een geloof dat bang en angstig om dit of dat ineenkrimpt. Een geloof dat zich door niks en niemand uit het  veld laat slaan en een geloof dat zomaar onderuit kan gaan. Geloof dat rust geeft en dat onrustig maakt. Waarin je slapen kunt en waarvan je wakker ligt.
Ziehier, het geloof van Abram! Zo wordt het beschreven. Het is met contras-
terende streken op het doek gezet. Het is iets om naar te blijven kijken. Omdat het zo herkenbaar is, omdat het je eigen geloven verbeeldt. Waarheidsgetrouw.
Het is onthullend en onthutsend. Bemoedigend en hoopgevend. Die dubbelheid doet goed: daardoor weten we ons begrepen en worden we opgebeurd.

Als vader van alleen die geloven is Abram ons van Hogerhand gegeven als de man om in geloof mee op te trekken en ons, zo vaak het ons net zo  twijfelachtig vergaat als hem,  aan te trekken. Dat gaan we doen. Want je leven mag nog  zo anders zijn dan dat van hem toen, het geloven blijft eender. Los van de tijd en plaats, van leeftijd en afkomst zijn wij door een Geest met Abram verbonden en is zijn geloven een bron om ons aan te laven. Alle reden dus om hem stap voor stap te volgen.

Om te beginnen was geloven voor Abram en zijn tijdgenoten allerminst gewoon. Onwillekeurig deed me dat denken aan het tv-programma van de EO.
Toen geloven nog heel gewoon was. Als religieuze variant van de eerdere tv-serie.
Toen geloven nog heel gewoon was. In de genoemde documentaire ging het over de jaren zestig en zeventig, toen nieuwe kerken als paddenstoelen uit de grond  schoten en elke Zondag volstroomden. In dat programma werd gesuggereerd dat het nog van toen voorgoed voorbij is. Omdat wij er vandaag eenvoudigweg  te wijs en te slim voor geworden zijn om nog langer het geloof van ooit te leven.

Apart genoeg is het in de Bijbel van meet af andersom. Abram leefde in een tijd dat ongeloof nog heel gewoon was. Genesis 3 tot 11 verhaalt ervan. Het liep uit op een toren die reikte tot in de hemel, als symbool dat God compleet van het toneel verdwenen was  en wij zelf voor God speelden. In die wereld groeide Abram op en doolde hij met zijn familie rond, van de ene plek naar de andere. Op zoek naar…ja, naar wat? Naar goede weidegrond, naar winst en welvaart, naar comfort op de korte termijn. Zonder perspectief voor de lange teermijn.
Anders gezegd: zonder God en zonder hoop. Hij voelde zich daar thuis, maar was zonder het te beseffen zo ontheemd als wat. Vervreemd van zijn Oorsprong.

Toen en daar echter gebeurde het. Er klonk een Stem in het leven van die ene man. Zo doordringend dat Abram direct besefte: dit is de Levende! Zo overtuigend ook dat hij eraan geloven moest, hoe ver en vreemd deze Ene ook in zijn wereld geworden was. Geloven ging hij, als eenling. Niet omdat hem iets werd aangepraat – wie had dat moeten doen? – maar omdat hij werd aan
gesproken. Wie dat laatste herkent, hoe dan ook, die weet ervan, ook nu: er werd
me niks opgelegd, er ging iets voor me open. En wat iedereen om je heen ook zei, er was geen ontkennen en ontkomen aan.

Ondanks dat ongeloof gewoon was, kreeg God zeggenschap. Hij vestigde Zijn Koninkrijk, hoe minimaal ook. Bij een mens. In de marge dus, maar toch! Het gebeurd ook nu, als een  werk en wonder van de hemel. Want sinds Abram heeft Hij  Zijn heerschappij en Rijk van hart tot hart uitgebreid. tegen gangbaar ongeloof van allerlei snit in. Niet met geweld, maar met taaie liefde. Zelfs in de toorn, die als keerzijde van Zijn gekrenkte liefde door de tijd heen een en andermaal ontbrande, bleef Hij denken aan Zijn ontfermen. Het kwam tot een ultieme climax in de kruisiging en opstanding van Jezus en in de uitstorting van de Geest

Ook in onze wereld delft Zijn liefde in de regel het onderspit. Toch duikt ze steeds weer op en wint mensen in. Niet omdat ons hart naar Hem vraagt – want al schreeuwt ons binnenste erom geliefd te worden, van Hem zijn we zomaar niet gediend  – maar omdat Zijn hart verlangt naar ons. Bijzonder! Paulus verwoorde het zo: Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Het blijft gebeuren. Laatst zei een veertiger: Lang dacht ik te intelligent te zijn om te geloven, nu weet ik dat mij iets ontging:
Gebed

Onze Vader in de hemel,
Schepper van ons bestaan,
ik dank  U
dat U niet opgeeft om te  zoeken,
dat Uw liefde naar ons blijft uitgaan,
al houden wij U bewust of onbewust af.
Ik dank U
dat U ook mij wist te vinden,
al zat ik niet altijd op U te wachten.
Ik dank U dat het laatste woord niet aan het ongeloof is,
hoe hoog dat nu ook vaak van de toren blaast,
in levens van hen die mij lief zijn.
Ik bid U daarom
zowaar U vandaag Dezelfde bent als toen,
dat U nog door verzet en onverschilligheid heen breekt
en de harten van hen die ik op mijn hart heb
inwint voor Uzelf in Uw grote liefde.
Wees zo goed om Jezus wil. Amen.